SCHIJNSTRIJD IN MATTH. ïXi 1-2(5. 3211
zoude Leven. Jefus (van den Maaltijd)
opgeftaan zijnde, ging met bcm weg
uit het huis van Levien volgde Jaï-
rus (e) (naar zijn huis in Kapernaum)
met zijne discipulenverzeld van eene
grootehem verdringende fchaare
onder welk gedrang, de twaalf jaarig
kranke vrouwzich verftoutte Jefus aan
teraaken, en terftond geneezen werd;
waar op de Boodfchap koomt uit Jaïrus
huis, dat daadelijk zijne dochter was
overledenhet geen voorts van de op
wekking wordt achtervolgd. Hier uit
ziet men, dat zoo 'er tusfchen tijd er
kend wordt, tusfchen de roeping en
den Maaltijdde tijdorde wel is te vin
den, en het gaan van des Tollenaars
huis van de zee, naar het huis van Jaï
rus in de Stad, tijd genoeg laat, om het
geen tusfchen beide omtrent de kran-
XIU. BEJLL. X ke
(e) Dit blijkt allerduidelijkst, liit Mare. 52 44*
En Hij (Jefus) gingmet hem (Jaïrus) weg, [naar
het huis vaii Jaïrus] en een groote fchar'e volgde iiem,
en verdrongen hem, enz. Doch naar de bevatting
van den Heer schutte is de zin dus; En hij (Jaïrus)
ging met Hem (Jefus) weg[van de Zee'te lelie p
naa Nhzaretbleef daar tot den derden dagén rei: -
de, op de herhaalde komst van Jaïrus, weer van Na-
zaret naar Kapernaumen een groote fchare volgde
hem, en toen op den derden dag, bij het wederkoo*
men zoude dit verdringen eerst zijn gebeurd.