*-44 a* 's gravezande over enz.
£j, 66. Ondertusfchen is het blijk
baar, dat zoo wel Kleöpas zelf, als Ma->
ria zijn Wijf, onder de Liefhebbers en
vervolgers van Jefus behoorden; ter
wijl zulks van Alpheus in het duistere
is, fchoon het van zijne Echt gemote en
meer dan cênen zijner Zoonenopen
baar blykt uit de Euangelifchriften,