thands dikwyls tot leidslieden in het
gemeene leven ftrekken kunnen; en
dat een hart, niet geheel verbasterd
door ondeugd, niet verhard, door ver
keerde overleggingen, hier uit dik
wyls beöordeeien kan, wat goed of
kwaad zy. Maar met dit alles, de
zekerheid is hier niet volkomen, en
gemakkelyk kan 'er veel duisternisfe
ten deezen opzigte verwekt wrorden;
men heeft de natuuriyke pligten, daar
toe in eene zekere orde trachten te
brengen, en een famenftel te vervaar
digen, om het een uit het ander afte-
leiden. In zulk een faamenftel is
het zeker ten hoogde nuttig, een alge-
meenen grond te mogen hebben, waar
op alles gebouwd wordt, waar uit
alles volgends een gepast verband
voortfpruit; dan is 'er een vastigheid
voor iemand die geregeld denken wil,
gemakkelyk in de befchouwing der
pligten, fchoonheid in de overeen-
llemming der zedelyke wetten, be
raad in de faamenftelling en uitvoe
ring, en de band te naauwer, die het
een met het ander verknogt houdt.
Men heeft zich onder de Wysgeeren
reeds federt langen tyd onledig gehou
den.
3^0 A. ROY AARDS ALÖEMËËN