376 H. ROYAARDS ALGEMEEN
het rechtvaardigehet eerlyke en het
•welvoeglykegenoeg onderfcheiden, de
kragt van zyn famenftel zou niet min
der zyn, indien ik vopr elk der
drie hoofdbetrekkingenhet zy dan
met fommigen omtrent God, my zei-
ven en anderenhet zy met anderen,
omtrent den Schepper, het Menfche-
lyk geflagt als een ligchaam waar van
wy leden zyn, en de overige gefchapene
zaken, waar op wy geen willekeurig
maar alleen een bepaald en onvolko
men recht mogen oeffenen, een afzon"
derlyk beginzel wilde ftellende pligten
daar uit afgeleid zouden daarom niet
minder zeker zyn; met een woord,
was zulk een voorftel woordelyk door
den wetgever gefproken, of in de na
tuur ingeprent, en was 'er dan zulk
eene verfcheidcnheid in de opgave, dan
zou de zaak twyfelachtig kunnen voor
komen maar nu is het een voorftel,
door Menfchen uitgedachten de ver-
fcheidenheid omtrent het begrip van
het algemeene, verzwakt daarom het
byzondere niet.
3. De verfcheldenheid verwekt te
minder onzekerheid, wanneer men de
'grondbeginselen a wellte rnep van tyd,
tQÏ