omtrent den anderen verkeeren moet:
wanneer zyn nu die daaden goed? Wel
anders, dan wanneer zy dat oogmerk
Gods in iemand bevoorderen En
weet ik dus niet, hoe ik elke daad be-
fchouwen moet? Daarenboven God
heeft my zoo gevormd, dat alles wat
my omringt myne genoegzaame vol
komenheid niet kan uitmaakenik
merk dat my alles ontbreekt; dat in
den Oneindigen alleen het genoegzaa
me iswat is Gods oogmerk in deezen
dan dat ik met Hem vereenigd worde?
het welk zonder kennis van hemgeloof
aan hem, en onderwerping onder hem,
in den weg van zynen dienst, niet ge-
fchieden kan. En wil ik dit byzon-
derenGod heeft my gefchapen en
onderhoud my dagelyksch is het
oogmerk Gods niet, die fchepping en
onderhouding dagelyksch te erkennen
en te voelen? En waar door doe ik dit,
dan door cfbangelykheid, en dankbaar
heid? God heeft my door de natuur
meer dan waarfchynelyk gemaakt, dat
de geest moet overblyven na den dood
des iigchaams wat is Gods oogmerk
dan te zorgen voor dien overblyvenden
geest, y en daar dan het ftoffeiyke is
B b 4 weg-
«tONDBEGlNZEL VAN 'T NAT. RECHT. 391