fchepfel, als het grootfte bewys van
des Scheppers volkomenheid doorftraa-
len: dan weet ik ook, ben ik zoo ver-
pligt te handelen, dat ik die oogmer
ken, die volkomenheid tot voedfels
van myne neigingen en daaden doe
llrekken. Deshalven dit: Richt
uwe daaden in tot Gods eerditRicht
uwe daaden in naar de orde der zaaken;
dit: Richt uwe daaden in, overeen-
koomftig de Goddelyke oogmerken, wel
ke gy kennen of weeten kunt, is het
zelfde. In het eerfle wordt duidely-
ker geopenbaardhoe dit op God be
trekking hebbe; het tweede leert duide-
lyker in alle omftandigheden zien, wat
met Gods eer overeenkoomeen het laat-
fte toont en de betrekking tot God, en
het kenmerk der verpligting, daar uit
voortfpruftende. In eene openbaarin-
ge, daar nu de pligten duidelyk wor
den opgegeeven, is het des een zeer
gefchikt beginzel tot Gods eer te leevem
Maar in de natuur, daar de pligten
uit dit beginzel moeten kenbaar wor
den, is het laat(le het gefchikfte, de-
wyl het ons het een en ander leert (i).
Maar
GRONDBEGINZEL VAN'T NAT. RECI-IT. 397
(i) De lieer Prof. v. d. marck heeft op de Hooge
School