ZINTUIGEN OP DE WYSBEGEERTE. 405
den, en zich voor de Hemelfche lig-
haamenzoo wel als voor de elemen
ten, eerbiedig nederbogen.
De fchranderlten onder hen, die
het meest doordachten, erkenden wel
de lichten des Hemels, de aarde, het
water en het vuur, voor zoo veel ver
hevener wezens of Oppermogenhe-
den, maar zy verbeeldden zich niet te
min, den wonderlyken fchakel ont
ward te hebben van zoo veel verfchyn-
fels, die zy aan de lighaamen, dan
eens te recht, dan eens te onrecht
toekenden zy waagden hetgroot»
fche veronderftellingen te maakenrhet
gebouw der fabelkunde niet minder
vernuftig dan de draaykolken van
Descartes of de dierlyke ziel des
aardbodems van kepler, in laater eeu
wen uitgedacht, was de ryke bron,
waar uit hunne denkbeelden telkens
hunne verwondering te gemoed kwa
men, en alles verklaarden. Het bleef:
hier niet by, hunne verhitte verbeel
ding drong doortot in het ryk der
eeuwigheid: om by voorbeeld den
oorfprong der wereld te verklaaren,
noemden zy den Hemel, den oudilen
der Goden; den tyd verbeeldden zy
Cc 3 door