422 A. VAN SOLINGEN OVER DE
die de middelftoffen en de wryvingen
veroorzakenhv onderzoekt de oor
zaak en die derzelver loopftreek ver
anderen; de vioeifloffendie de ftreek-
buiging, en de vaste lighaamen, weike
de weerftuiting maakenlichtten hem
voor in dit onderzoek. Zoo leert hem
de zintuiglykc ondervinding de be-
weging en haare wetten kennen en
hier oin vormt hy al te onvoorzigtig
een belluit, dat de uitgestrektheid,
waarin de bewegingen voor zyn oog
gefchieden, een volftrekt ydel is; het
geen hem tot niets minder opleidt
dan om het eene eigenlchap van God
te noemen, die zyne oneindigheid uit
drukt: immers zoo hy het ydel niet
toelaatontkent hy onbefchroomd de
mogelykheid dier bewegingen, weike
hy zintuiglyk ondervindt.
Het behoort in het geheel tot ons
bellek niet, ons in een onderzoek in
te laaten, over het zoo dikwyls her
haald vraagh.uk: of men een alom ver-
fpreid ledig, dan wel een volftrekt vol
erkennen moet; veel min op te fpoo-
renof de zwaartekracht en de weder-
ihuid, de? ftqf, welke ipep tegen het