ZINTUIGEN OP DE WYSBEGEERTE. 447
brek eener befchaafde redeneering, in
een dweepende verwarring gedompeld
hebbenhoe zy naderhand de ryke
bronnen van alle dwaalingen geweest
zyn; hoe zy telkens aanleiding gegee-
ven hebben, om de begeerte te doen
vestigen, op de voorwerpen wier
bezit met het geluk eigenaartig onbe-
ftaanbaar zyn; en eindelyk, dat het
ergst van allen isde verftandelyke
vermogens zelve ondermynen, ontze
nuwen en vernietigen: zoo zal ieder
bedachtfaam Mensch ligtelyk met
den Geleerden Jood inftemmen, dat
niemand zich een zonderlinge vorde
ring in de Wysheid zal kunnen belo
ven, die niet door het licht der gezon
de Rede geleerd heeft, zich boven de
Zintuiglyke voorwerpen te verheffen.
Is de ziel onfterflykzal zy uit haar
eigen aart eeuwig ondervinden, den
ken en willen; zal zy in den ftaat der
gelukzaligheid de waarheid kennen;
zullen Wysheid en Schoonheid, de
volzalige voorwerpen van haare werk-
faamheden en genietingen zynwan
neer zy van allen fchadelyken invloed
der zinnen bevryd, haar eigen geluk
kennen en genieten zal; wat gevoelig
hart