P L A A T.
a v e rkl a
i st?LiO\V XX .,w
r\ 10 ixx.'öx^s A xihivi x:;
v N f f
Figi I. De Zuiger.
Aan deszelfs onderfte zyde ziet tneït twee..gaatje'3|I
aan de bovenfte, zyde zyn 'er vyfen in het,mid-,
deii van deskelfs lighaam is éèn klapvliesde ver
dunde lucht gaatwanneer de zuiger nederge-
drukt wordt, door de bovenfte gaatjes,, doet
het klapvlies wykenen zoekt door de onderlter
gaatjes zynuitgahg: dit klapvlies is zoo gefchïlitV
dat het alleen de inwendige luüht doorlaat, Git
het inkoomen van de uitwendige belet,
fig. 21 De ifuis.'
Figi 3. Dé bodem der Pomp.
Aan deszelfs önderile zyde Is' het tweede klap
vlies: dit is zoodanig ingerigt, dat de.-lucht, uit
liét glas"'111',dé' buis kan indringen, en dat des
zelfs teruggahg belet wordtzoo dat deeze -z'yni
uitvlugt doof den zuiger nioet zoeken.
Fig. 4i Het Mi'ddehluk.
Dit Wordt fusfchen dén bodem der p'omp' eri
een der glazen geichroefden' kan door de kraan"
gdlootgn tv. >rdcnwanneer mén verkiest de pomp
er af te fchroeven om het glas eenigen tyd aan
dé borst vast te laaten.
Het pinnetje is gefcbikt, om', Wanneer de zui
ging van het werktuig pynlyk mogt vallen, 00-
genbliklyk cte uitwendige lucht in te kunnen laa
ten zonder' de pomp af te fchroeven.-
Fig. 5 en 6ï De Glafen.
Deeze kunnen' beidé op het middelfluk gte
fchioerd worden het eerfte wiens opening
kleiner is, is tot het vormen van dén tepel, het
rrlaftste- tot cle ontlasting van het overtollige zog
gefchlkt, -)