So C. KAYSER ANTWOORD OVER
dig, tot de beantwoording^ van de
Vraage des Genootfchaps op: de be-
fading van de kleedingemet de pryzeti
van dienzoo in den eerften aankoopals
den jaarlykfen onderhoud van dezelve.
Zeker is het, dat men dient te zor
gen, dat de gehuisveste onvermogen
de of oude Zeeman, een bekwaame,
warme, en nochtans, zoo min ais moge-
lykis, kosthaare kleedinge heeft. Men
zal derhalvenomtrent dit articul zul
ke fchikkingeri moeten maaken, welke
zoo ten aanzien van den eerflen aan
leg, als op den duur voor derzelvef
onderhoudtot het algemeene oog
merk, medewerken. Best zal men die
Meedye inrichten, naa den gewoonen
dragt der zeevaarenden: want hy, die
zulk een gewaad van zyne jeugd af ge-
draagen heeft, zou. ongemakkeivken
als niet te huis zyn, in een ander foort
van kleedinge; ook kan hier uit geen
groot onderfcheid, in de kosten ge-
jbooren worden. Men geeve dan aan
dezelve het nodigeen niets meer.
Dit in het oog houdende, Hellen wy,
dat ieder perfoon dient te hebben, alle
drie jaar en een fchanslopervan de ge-
ïinglle foort; hy, die de levenswyze