pr ij s - verhandelingen. 23
ftendig, fchrijft S.dat men nooit meer brand-koom
heeft, als wanneer het in den zaaitijd fterk droogt,
de reden is uit 't bevorens gezegde klaar. Het is
hierom van 't uiterfte belang, dat de bezaaide
landen wel gefloten en vast gelegd worden: opdat
de uitfchietende wortelen zich wel in de aarde kun
nen hegten, en er voedzel uittrekken: daar anders
de plant, dqor het uitdrogen der wortelenaan het
kwijnen geraakt,' en dit is eene voorname oorzaak
van brand-koorn. Daar er dus van het vast leggen
van de tarwe zoo veel afhangt, moet het bezaaide
land, niet alleen op de gewone wijze, met de egge
een en andermaal geüegt, maar nog eens over
geflegt worden met de tanden der egge achter-
waards, de egge met eenig gewicht beladen: dit
noemt men met een halve egge llegten,
D. Eindelijkalle deze (lukkenzaamgepaard
met het wasfchen der tarwe, en wel zuiveren van
de ligte korrels, op de voorgezeide wijze, wel
waargenomen, zonder het eene of andere te ver
zuimen geven meer vermogende middelen aan de
hand, dan alleen het gewone: middelen zoo ver
mogende, dat men, onder Gods zegen, mag ver
wachten, dat, bijaldien dezelve alle op de vooige-
flelde wijze worden in acht genomen, men geene
meer fchadelijke gevolgen van het brand-koorn te
duchten hebbe
V. Eindelijk is nog de Vraag: is er hope dit on
heil niet flegts te verminderen maar geheel te
©verwinnen? Da' de middelendqor S. voorge-
C fehre-