©VER HET BRAND-KOORN. 53
Op bladz. 20, vergeleken met bladz. 24
dezer Verhandeling, heb ik te kennen gege
ven van oordeel te zijndat het zaaijen in
eenen zeer droogen of zeer natten grond, op
zich zeiven befchouwd, ter voorkoming of
vermeerdering van het Brand -Kuorn niets
toe- of afdoet. Nogthans is de raad, om,
ter wering van het Brand - Koornde Lan
den te bezaaijenwanneer die zeer nat
zijnmijonder andere redenenzeer be-
denklijk voorgekomen. Door de bearbeiding
van den grond, wanneer die nat, cn geheel
met water vervuld is, wordt die vast, koud,
en taaien daar door minder vruchtbaar.
Immers heeft een zoodanige grond minder
voordeel van den vruchtbaren invloed der lucht
en regen; en de wortels der planten kunnen
zich daarin niet zoo gemaklijk vermenigvuldi
gen en verlengen, als in een grond, die luch
tig en open is. Dacht ik nu met de Bur
gers Schortinghuis en Plcijtedat het Brand -
Koorn ontftond door gebrek aan voedzelzoo
zoude ik met den laatftcn denkendat door
het zaaijenwanneer de Landen zeer nat zijn
het Brand-Koorn zou vermeerderen. Zie
bladz. 9 van het Uittrekzel,
De Burger Schortinghuis fpreektbla
v?n een gebrek of bederf in het Tarwe - graan
D 3 ais