BE SÜAT1E VAN WALCHEREN» I4X
laatfte geregeld waren gelegd, al her overtol
lig landwater naar de (luizen door té laten;
boude ik het voor genoeg bewezen, dat men,
in de onregelmatige (trekking en ligging der
Walcherfche watergangen en fprinken, vele be
lemmeringen en hindernisfenaan den fpoedi-
gen doorgang van het landwater naar de (lui
zen, en dus in de ontlasting zelve, aantreft.
En nu ga ik over tot het onderzoek der
belemmeringen en hindernisfen, die 'er, in de
ontlasting van het overtollig landwater, uit het
Eiland Walcheren, buiten 's Landszouden
kunnen zijn.
Het fpreekt van zelve, dat dit onderzoek
zich niet behoeft uit te (trekken tot zulke
plaatfendie niets gemeen hebben met de
ontlasting des landwatersmaar zich alleenlijk
moet bepalen tot die, welke, het zij uit eige
ner aart, het zij bij toeval, eenige betrekking
tot- of op de ontlasting des landwaters hebben
kunnen, en dat wij ons, hierom, moeten be
geven naar die plaatfen, langs- en door welke
de ontlasting des landwatersbuiten het Ei
land, wordt volbragt.
Dit gefchiedt aan de oostlijke zijde des Ei-
lands, door de haven van Veere, en aan
de zuidlijke zijde, door de Middelburgfche
haven en het kanaal Welfingen.
Aan