198 A. SCHRAVEE) ANTWOORD OVER
pen, bij het inflaan, op het water, ontmoe
ten; maar ook het water zoo hoog tusfchen
en op de fchoppen moet ligten, dat dit over
de wagtdeuren in den boezem vallen kan.
Eu bij harde winden, is de beweging der
watermolens grooter, dan derzejver nut aan de
ontlastingwant door de foelie beweging van
het fcheprad, wordt den tegenftand der fchop
pen, in het water, grooter; en de uitloozing
onvoordeeligerzie de befchoiiwende vergelij
king tusfchen de watermolens met hellende
en die met ftaande J'chep radersbladz. 7
in den Haagbij Munnikhuifen, gedrukt,
1778ook het uitgebragt rapport van proef
nemingen over de werkingen en vermogens
van een ordinair en fcheprad - molentegen
een verbeterden vijzel - molenin den jare
1763 genomen, op bladz. 17.
Ook kunnen de watermolens geen nut aan
de ontlasting doen, bij vorst, ijzeling enz.:
weshalven deze foort yan werktuigen aan zoo
vele omftandigheden en toevallen onderhevig
zijn, dat men, bij derzelver bouwing, 'er op
moet rekenen, en twee voor één ftichten:
iets dat de onkosten ver boyen de nuttigheid
doet loopen.
Afdammingen zijn zeer goed in alle pol
ders, mits men die kan doen in de hoogfte
ge*