VOORBERICHT. I-XtX,
hebbende het Advis van deszelfs Gecommitteer
den in deze zaak, aan de eene zijde den Schrij-
veren dier Verhandelingen betuigde dat het
met genoegen de vrachten van hunne nafporin-
gen over dit onderwerp had ontvangen, gele
zen en bevonden, dat de Schrijver der eerste
alzins blijken gaf van zijne kennis en ervaren
heid in de gronden der Rivier- en Waterloop-
leunde, en van de oorzaken der opflikking van
de haven van Middelburg en van het Kanaal
Welzinge, en dat hij dit, op de bij hem aan-
genomene gronden, bondig betoogde; dat daar
en tegen de Schrijver der tweede Verhandeling,
onder de zinfpreuk (Vaar Natuur te kort
fchiet enz. blijken geeft, dat hij met de plaat-
felijke om Handigheden zeer wel bekend is en
de oorzaken der verzanding en öpflikkmg uit
de van tijd tot tijd plaats gehad hebbende ver
pandingen en veranderingen der aanliggende
ftromenmet zeer vele waarschijnlijkheid afleidt.
Dat echter het Génootfchap aan de andere
zijde niet kon ontveinzen dat wat de door
beide Schrijveren opgegevene middelen van her-
ftel betrof, 'eraan hetzelve zulke gewigtigezwa
righeden waren voorgekomen, dat het aan geene
van beide die Verhandelingen voor als nog
•de gouden Eeremunt kon toewijzen.
§§SS§ 3 Edoch