VOORBERICHT. LXSIII.
Is 'ev eenig verband tusfchen de Wetenfchap-
pen en Fraaije Letteren Zoo jais het dan
echter mogelijk dezelve van eikanderen te on-
derfcheidenen beidenvolgens een wel te
famenhangende en beredeneerde ordete rang-
fchikken, verdeelen en onderdeden? Zoo ja:
welke is dan de beste orde, daarin, op bere
deneerde gronden te honden zoodanig dat
die tevens de gefchiktfte zijom volgens de
zelve de Letterkundige Gefchiedenis der on-
derfcheidene Takken van Wetenfchappen en
Fraaije Letteren in ons Vaderland jaarlijks
tot het onderwerp van eene Prijsvraag te doen
dienen, overeenkomstig het hier boven opge
geven plan der Maatfchappij?
LX VI. Daar de Pijthagorifclie Wijsgeer, Apollo-
nius van Tijatiadoor fommige Heidenfche
en andere Schrijversin gelijken rang met onzen
gezegenden Zaligm akerjezus Christus,
geplaatst is vraagt het Genootfchap in de
eerste plaatswat men naar waarheid of waar-
fchijiilijkheid van dien zonderlingen man den
ken moet en vervolgensof ook en in hoe
verre eene vergelijking der berichten ons
door Philojlratus en anderen, wegens Apol-
lonius en door de Euangelisten nopens Jezus
Christus nagelaten, met en gevoegd bij eene
vergelijking van de uiterlijke omftandigheden
dier Schrijverseen bewijs kan opleveren voor
de echtheid der Euangelxfche Schriften
LX VII. Daar de bloedige oneenighedcn, bekend
onder den naam van Hoeksch en Kabeljaauv/fch
5 zulk