OVER APOLLONIUS VAN TIJ AN A. 93
ben opgefteld fmj maar ook dit ftuk is
zeer verdacht, en zoo ook al de ftof van hem
is dan heeft evenwel philostratus die
in zijnen eigenen ftijl gegoten.
VII.
Na dit voorafgegane korte berigt van
APOLLONius gaan wij over tot de behan
deling van de hoofdzaakte wetenwat wij
tiaar waarheid of waarfchijnlijkheid yan dien
zonderlingen Man denken moeten,
In onze nafporingen hebben wij ontdekt
dat de gevoelens van vroegere en latere
fchrijvers die zich met de gefchiedenis van
APOLLONius hebben bezig gehouden, aan
merkelijk verfchillen wij achten het niet on-
dienftig te dezer plaats daarvan eenig verflag
te geven te meer om dat wijdus doen
de als van zeiven de uitersten die vermijd
moeten worden zullen leeren kennen en
tegelijk ontdekken, hoe en wanneer apol-
lonius zoo grooten naam verworven heeft.
Dat APOLLONius bij zijn leven zeer veel
naams
go ras, waar over wij nader 2Ullen fpreken. VitI. F abrc. Bil!.
Grose. Edit. Hail. Toni. V. p. 562 fq. Mosbei m Mantis fa de
Scripts Afo lionii post Disfert. de existimatione. Ap. Tijan.,iu
Comm. et Orat. varii Argument!p. 453—444.
Philostratus, Lib. VIII, cap.ö,, 7.. pag, 326—33».