c it
Gedoog, dat, zoo dikwijls wij uwe beeldteniï
aanftarenwij aan uwe nagedachtenis de hulde
toebrengen van onzen eerbied en dankbaarheid.
Gij hebt wel, edele en arbeidzame de la Rüë!
geen deel kunnen nemen aan de vestiging onzer
Maatfchappij, wegens eene lange ongelukkige on-
gefleldheid: maar gij verdient de eerfte plaats onder
de handhavers van Zselands roem. Een hoog
moedig letterzifter moge de Zeeuwen vooreen hoop
zeebonken fehippers en kapersgasten hebben uit-
gefcholden gij hebt door de uitgave van uw Ge
letterd Heldhaftig en Staatkundig Zeeland ons
eeuwige lauren gevlochten en wij gaarne leggen
wij onzen dank op uwe Grafzerk neder.
Opzettelijk is nimmer uw naam onder ons ver
eerd. Ook gij de la Rtrë! zijt fchier vergeten
in de Stadwaarin gij regt gedaan hebtmaar gij
zult in mij eenen verdediger uwer nagedachtenis
vinden op de eerfte onzer najaars bijeenkomften,
indien het God behaagt mij tijd te verleenen en het
inijfie krachten toelaten.
En nu M. H. heb ik het onuitfpTekelijk genoe
gen u op te leiden voor het beeld van den gvooten
Vlisfmgcrden Luitenant-Admiraal de ruijteiii
De Heer cromstrien evertsen, Oud-
raad der ft ad Middelburggevoelig voor hetgeen dit
Genootfchap onlangs deed, tot opluistering van den
roem zyner heldhaftige voorouderen, de Luitenant-
Admiralen jan en co un E LU EVERTSEN,
zond ons dit uitmuntend, door het penfeel van