-( 6 )-
de verdiensten van zijnen winckerman ont
vouwde ook mij ten deel gevallen? Neen, neen;
Let was de eerbied voor'sGenootschaps welbeha
gen het waren de van den Heer schoher
onlvangene weldaden, die het mij deden wagen
'sMans Lofredenaar te zijn:— want, ik gevoel
bet, indien ik mij daaraan had onttrokken, zoq
zoude mijne dure yerpligting aan hem, mij than»
als in het aangezigt zijn gevlogen
WelaandanZijn de begaafdheden der
met eerbied genoemde Mannen niet de mijneten
aanzien echter van het gevoel des hartenen der
stemming mijner zieldurf ik mij met hen ge
lijk stellen: Ik zal dus, M. H.in uwen naam,
over den waardigen sciior er spreken, zoo als
ik spreken kan. Dat uwe aandacht dat uwe
toegevendheid mij bemoedigen
Zekerlijk zoude ik niet tegen het oogmerk
dezer plegtigheid bandelen door den voortielfè-
lijken Man te beschouwen, niet slechts in zijne
hooge verdiensten ten aanzien van dit ons Genoot
schap, maar ook in betrekking tot den gan-
tehen omvang zijnes wijden werkkrings in de
Maatschappijdie bij zoo zeer aan zich vei pligtie.
Danbier opent zich een zoo onoverzienbaar
verschiet van betrekkingen en werkzaamheden
gedurende eene reeks van dertig jarendat het-
jciye met geene mogelijkheid in het enge
voor