-C 188 )-
gesteld zijnde aan de dampkringslucht waar
omtrent toch niemand beweren zaldat dit bij
eene mindere hooge temperatuur geschiedt, dan in
elk ander geval, bij 'twelk hij door aangebragte
warmte ontstoken wordt Ik meen dus eenen ge-
noegzamen grond te hebbenom tot het gevoe
len van den Heer van Ma rum (x) te moeten
besluiten; namelijk: dat de graad van warmte
op welke de Phosphorus ontvlamt in 't ijdel
niet minder isdan in de dampkringslucht.
Ja maar, zegt men, er wordt eene groote hoe-
y> veelheid calorique gedurende de luchtsverijling
los
(w) In Proef 70 5 55,
x Men beschouwe hetgeen ik hier, en in al het
voorgaande en nog volgendeomtrent de proefnemingen
van den Heer ran Marum en den Heer van B e mme*
len, als ook omtrent hunne gevolgtrekkingen, geschreven
heb, niet, als of ik een twistgeding tusschen die beide ge
leerden voeren wildeik reken mij verre beneden hunne kun
de en ervaringenen betuige voor beider kundigheden eenen
waren eerbied te hebbenzelfs kan ik niet ontveinzen
dat zij juist die genen zijn, die mij in hunne meergemelde
geschriften voorgelicht, en vele bouwstoffen tot deze Ver
handeling aan de hand gegeven hebben, en buiten welke
ik geene andere geschriften, die regtstreeks tot dit onder
werp betrekking hadden, gelezen heb. Hunne proeven en
redeneringen zijn wereldkundig, het ware mij dus geoor
loofd dezelven aan mijne beschouwingen te onderwerpen;
en ten einde niets van eenen anderen als het mijne op te
geven, rekende ik mij verpligt, zoo wel hunne namen e?j
waarnemingen, als mijne daarmede overeenstemmende of
afwijkende gedachten en bevindingen getrouwelijk ope»
te leggeH,