6G
lantl bijna geheel als zijn opvolger optreden. In den brief
aan Gerolf, van 889, worden wel alleen nog benificiën
tusschen den Rhijn enZuidhar deshage in eigendom veran
derd maar de Noren waren ook ter naauwernood uit de
meer N. en Z, waarts gelegene landen vertrokken en had
den Zeeland ten minstezoo als in de vorige aanteekening
gezegd is in eenen ellendigen staat achter gelaten. In den
brief aan Dirk, van 923, worden de grenzen reeds tot
derzelver vroegere uitgestrektheid teruggebragt. De goede
ren welke bij dezen in volkomenen en vrijen eigendom
werden afgestaanlagen van Zuidhardeshage als middel
punt tot Fortrapa en Kinnemwaarschijnlijk de noorde
lijke en zuidelijke perken: de laatste in het voormalig ge
bied van Roruk; de eerste in dat van Hemming,
doch niet in JFalcheren waar hij sneuveldehetgeen eene
andere bestemming had verkregen (z. aant. 16), maar in
Zuidbevelandzoo als in den tekst gezegd is. Dit was
ook het oude gevoelen doch is naderhand door zeer be
kwame mannen, zelfs vrij scherp, verworpen. Van Wijn
verklaarde alleen (Bijv. op Wagen., D. II. bl. 44), dat
de ligging van Fortrapa hem onbekend was. P. Paul us
(in diss, de nexti fend. p. 94) noemde echter het plaatsen
van Fortrapa in Zuidbeveland, een merum fgmentum
Kluit zegt (Hist. Crit. T. II. P. II. p. 14) van de
gene die dit doen ludum sibi faciunt et lectori en Bi l-
derdijk (Geschied, des Fad. D. I. bl. 185) zoekt For
trapa op het eiland typeringendus wel ver genoeg van
Z.eeland verwijderd.
Ik dien derhalve wel met een woord de gronden op te
geven welke mij bewogen hebben om van deze groote
mannen te verschillen. Fooreent dan strekten de grenzen
van het Ilollandsche Graafschap zich verder uit tow Foor dorp
bij Leiden, waar aan hier sommige, met van Loon (Al.
Ilist. D. II. bl. 150) gedacht willen hebben; iets hetgeen
reeds door Wagenaar (Fad. Hist. D. II. bl. 10S) is
aangemerkt. Ten anderen lag Zeeland toen grootendcels
woest en onbedijktmaar in het bedijkte bezaten de Hol-
landsche Graven reeds in het begin van deze eeuwgoe
deren in leenwelke naderhand allodiaal gemaakten hun
in eigendom gegeven werden, waarvan ons ten jare 985
in