168 1722. 3d Mei. Eil. Goede Verwachting.
19 minuten Zuyd en de gegiste lenkte van 224 gra
den 28 minuten de cours Was Westde wind Noor
den Noord-Noord-West en Noord-Noord-Oostmet
stilte en een labber koeltjegoed weder.
30. Sagen wederom even voor Zons opkomst
een laeg Eylandleggende in 't Noord-West ten Noor
den 3 mylen van ons regt voor uyt, hopende aldaer
eenige groente en verversching voor ons volk (waar van
diep in de dertig siek en met scheurbuyk in de kooy
lagen) te sullen bekomen; noemden daarom het selve
het Eyland van Goede Verwachtingmaer alsóo het
op den dag heel stil en een labber lugtje uyt het
Oost-Noord-OostenNoorden en het Noord-Oosten
wasdurfden wy den wal niet naderenomdat alle
die Eylandenof liever reven van anker-grond ge-
destitueerd syn en oversulks te gevaerlyk deselve aen
te doenalsoo de tigt der Zee op een lager wal
sterk aensetbevonden des middags te syn op de Zuy-
der polus hoogte van 15 graden 17 minuten, en op
de gegiste lenkte Van 223 graden 46 minutende
cours was West-Noord-Westsynde seer aengenaem
weder.
31. Was de bevonden breete 15 graden 38 mi
nuten bezuyden de middellynen de gegiste lenkte
223 graden 11 minuten 9 de gekoppelde cours Zuyd-
West ten Westen Westde wind Zuyden ten Oos
ten Oost-Zuyd-Oost en Zuyd-Zuyd-Oostmet een
labber luchtje en schoon wedermaer des nachts een
sfyve gereefde marseyls koeltevergeselschapt van
tra-
1722. 1 Juny.
16#
travadenregen en hooge Zee uyt den Zuyden,
Junij
1, Gisten des middags te syn op de hreete van
16 graden 4 minuten Zuyden op de lenkte van 222
graden 3 minutende gekoppelde cours was West-
Zuyd-West 17 mylen, de wind van het Zuyden tot het
Oost-Zuyd-Oostenmet gereefde marseyls koelte en
een betrokken lucht.
2. Sagen des morgens omtrent het 6de glas van
de dagwagt in 't Oost-Noord-Oosten 3 mylen van ons
een Eyland, dat tamelyk hoog, maer vlak sonder
gebergte waswy resolveerden onse steven derwaerts
te boegen, om aldaer verversching soo voor de sie-
ken die dag^lyks in getal vermeerderden, als voor
het gansche Scheepsvolkte soekenstuurden der-
halven onse chaloup wel bemand en gewapendnaer
den wal om het noodige mede te brengenhetwelk
van het Schip Teiexhovex nagevolgd wierd.
Onse chaloup het land naderende, en ondersoeken-
de waer sy be&t souden kunnen landen, soo waren
de Indianen haer behulpsaem in het aenwysfen van de
bekwaemste landing plaats, doch deselve was echter
Zoodanig, dat een touw aen de wal gebragt en vast
gemaekt synde, men alsdan door middel van dien uyt
de chaloup aen strand konde komen; maer een In
diaan het aen land gebragte touw vattende, om het
selve den overbrenger te ontweldigen, soo trok hy
den scheeps houwer uyt de scheede, swayende en
dreygende daermede te sullen slaenmaer die Zwart
Ij* als