112 1722, 10 April bouwery: ook hebben dese menschen sneeuw-witte tan denen syn uytneraende sterk van gebitja gelfs de oude en gryse, gelyk ons consteerde door het kra ken van een groote en harde noot, welkers schaal dikker en vaster was, dan onse persik-steenenhet hoofdhair en baard van de meeste waren kort, doch andere hadden hetselve lang op den rug nederhan- gen of gevlogtenen boven op 't hoofd tot een tuyt gerold naer de wyse der Chineesen op Bataviawelke ttiyt aldaer genaemd word condé. Wat de godsdienst deser menschen betreft, daervan heeft men geen vol komen kenniswegens de kortheyd van ons verblyf konnen bekomen, alleenlyk hebben wy opgemerkt, dat sy voor eenige bysondere hoog opgeregte steenen- beelden, vuuren aen steekenen vervolgens op hunne hielen nedersittende met gebogen hoofdebrengen sy 't platte der handen te saemenbeweegende die op en nederwaerds. Dese steenen beelden hebben in 't eerst Veroorsaektdat wy met verwondering aengedaen wierden: want wy konden niet begrypen hoe 't mo- gelyk wasdat die menschendie ontbloot syn van swaer en dik hout om eenige machine te maeken mitsgaders van kloek touwwerk, echter soodanige beel den die wel 30 voeten hoog en naer proportie dik waren, hadden konnen oprigten: doch dese verwonde ring cesseerde met te ondervinden door het aftrekken van een stuk steens dat dese beelden van kley of vette aarde waeren geformeerd, cn dat men daerin kleene gladde keySteentjes hadde gestookendie heel digt en net by den anderen geschikt syndede ver tooning van een mensch maektenvoorts sag men van de Paasch Eiland. J23 de schouders ncderwaerts strekken een flaauwe ver heffing of uytsteekseldat de armen afschetstewant alle de beelden schecnen te vertoonendat sy met een lang kleed van den hals tot aan de voetzooien omhan gen waren. Hebbende op het hoofd een korf, daar op gestapelde witgeschilderde keysteenen inlagen. Wydcrs ia 't voor ons onbegrypelyk geweest, hoe dese menschen hunne spyse kooken, want niemand (f) heeft De Tweejarige Reize heeft hier twee Steenendie de Eilanders tot Goden strektenen van cene groottedie het geloof te hoven ging. Zeven mannen met uitgestrekte armen in 't ronde toudeB naauwclijks den eenen steen hebben kunnen omvademen. Op den top was gesneden of ingehouwen de gedaante van een menschcn- hoofd, versierd met een krans, die als een Mussivisch of ingelegd werk uit kleine steentjes niet geheel onbillijk was zamengcsteld. De „aam van den grootstcn afgod was Taurico en van den anderen Dago." Uitg. 1758. bladz. 5a. Volgens Behrens d stond cene menigte van afgodsbeelden langs de kust, zij waren alle van steen, en van cene menschclpc gedaan te, met lange ooren en het hoofd met cene kroon versierd; alles „aar de regelen der kunst bewerkt, en in zijne evenredigheden, waarover men ten hoogste verwonderd stond." Ilist. de VExped. T. Ipag. i34. Cook geeft eene beschrijving en afbeelding van deze beelden, zoo als hij die in 1774 vond. Reizen V. Plaat XLI. Bij be la Perouse, die in 1786 dit Eiland aandeed, vindt men eene betere teckening. ReizeD. I. PI. tegen over bl. 96. Kotzebue zocht in 1816 deze beelden vergeefs: hij vond slechts een gebrokkeldcn steenhoop die naast zijn onbeschadigdcn grondslag lag: alle overige waren tot op het laatste spoor verdwenen. Dit is misschien alleen te verstaan ten opzigte van diewelke voormaals bij deze landingsplaats aanwezig waren. (t) Behalve Behrbvb, Hist. de VExped. T. Ir pagi3i.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1838 | | pagina 77