f3)
2
over de Geschiedenis te verspreidenhoe gering die
bijdrage ook wezen mogeeene zekere mate van be
langrijkheid blijft behouden.
Het is dit gevoelM. H.dat mij heeft aange
spoord om uwe aandacht voor eenige oogenblikken
te vestigen op eene der hulpbronnen voor de Ge
schiedenis in het algemeenmaar bijzonder voor die
van het Eiland Walcherenwaarvannaar het mij
is toegeschenen, nog maar een spaarzaam gebruikge
maakt is en waaromtrent geen volledig overzigt bestaat:
ik bedoel de menigvuldige Munten die welligt reeds in
vroegere eeuwen, maar meer bijzonder sedert het vinden
der Nehalennia-steenen in 1647 door het strand en
de duinen van het aloude Domburg zijn opgeleverd.
De noordelijke kust van het Eiland Walcheren
isuit een oudheidkundig oogpunteen der merk
waardigste oorden van geheel Nederland. Daar toch
vertoont het strand bij laag water hier en daar on
miskenbare sporen van eenen in ver verloopen eeu
wen bewoonden gronddaar werden achtervolgens de
Gelofte-steen en ontdekt, toegewijd aan Hercules Ma-
gusanusaan Jupiteraan Neptunusaan Nehalennia
aan Burorina en anderenen dit wel in zoodanige
menigte dat geene andere streek van ons Vaderland
zoo men Nijmegen uitzondertdaarbij in aanmerking
komtzoo dat onwillekeurig het denkbeeld zich op
dringt dat deze oord meer dan eenige andere in de
ons omringende gewesteneen hoofdzetel van de
Hcidcnsche Eerdienst is geweest.
Doch
Doch niet alleen Gelofte-steenenook andere over
blijfselen der oudheid, als Huisraad, Wapentuig enz.
zijn er gevonden. Onderscheidene malen vond men er
bij zeer laag water geheele Begraafplaatsenmet de
kisten en de geraamten daarbij. Voornamelijk zijn er
van tijd tot tijd Romeinsche, Frankische,' Noordsche
en andere Munten en Penningen gevondenen er
schijnen er nog heden op sommige plaatsen van het
strand een goed aantal verholen te liggenalthans
van tijd tot tijd worden er nog nieuwe ontdekt.
Over alle deze Domburgsche oudheden is veel ge
schreven. Alléén de Penningen maken hierop eene
uitzondering. Want hoezeer dezelve door meest alle de
nieuwere schrijversdie de Geschiedenis van ons land
hebben behandeld,, zijn aangehaalden zij hij velen aan
leiding tot meer of mindere gevolgtrekkingen gegeven
hebbenis echter geen derzelvemet uitzondering
welligt van den oudheidkundigen Cannegieter,
wiens handschrifthelaasnog altijd onuitgegeven en
bijna onbekend bij de 2de Klasse van het Koninklijk
Nederlan<jsch Instituut berustin genoegzame ontwik
keling over deze merkwaardige Munten getredenter
wijl er sedert den tijd dat de Heer Cannegieter
zijne verhandeling bewerktes en vooral in de laatste
jarennog eene zeer belangrijke menigte Penningen
uit het strand en de duinen zgn te voorschijn gekomen.
De eerste vermelding van deze ontdekking vindt
men in eenen brief, opgenomen in de Analecta van
Mat-