184
door Diodorus van Sicilië, die in Iiet begin derzel-
ve schreef. Volgens dezen lag, achter hel Kel-
tenland Gallicen wel ten noorden van hetzelve,
«in den Oceaan een eiland, zoo groot als Siciliëeu
bewoond door Hyperborëers. Haarwas Latonage-
boren en werd uil dien hoofde Apollo vereerd. De
vruchtbare grond leverde twee oogsten in één jaar.
De ingezetenen, allen van priesterlijken geslachte,
zongen steeds gezangen ter zijner eer. Een groot
«gedeelte van het land behoorde ook aan hem. Hij
«bezat er een'ronden tempel, altijd met offergaven
«vervuld; ja geheel de stad was hem geheiligd. Zij
«spraken cene bijzondere taal doch hadden altijd
«de Grieken bemind. Van dezen waren er ook som-
migen bij hen geweest. Zij geloofden dat Apollo
«om de 19 jaren hun eiland bezocht en alsdan van
«de lentecvening af tot aan de opkomst der Pleiadcn
«toe, des nachts in hun midden danste. DeKonink-
lijke en Priesterlijke waardigheden waren vereenigd
«in het geslacht der Boreaden en de opvolgingwas
geregeld
Het geheelc verhaal is blijkbaar opgesierd en ge-
wisselijk niet alleen van toepassing op Zeeland
want de naam van Hyperboreèrs is eene onbestem
de benaming. Martialis noemt evenwel de zege
praal over de Katten op het einde der le. eeuw,
een trinmphus hyperborens. Men kan dus bij het
eiland ten noorden van Galliedenken aan de Ne
derlanden in het algemeen, en uit het berigt op-
Diod. Sic., Lib. II. cap. 23.