269
waaruit blijkt dat de bedevaartgangers destijds
nog ter heilige plaatse offerden: jonge hoenderen,
wassenkaarsenheelden, armen, beenen, ende an
ti dere leden van mensehen in wasche gemaeckt."
Welke beteekenis nu dergelijke offers haddenen
of zij als eene soort van verzoening tot afkoop
van zonden en straffen dienen moestenweten
wij niet, maar wel dat zij vóór de hervorming bij
wijlen hiertoe gebezigd werden. In het stadhuis
te Sluis hangt nog een ijzeren vuistjeen onder
hetzelve een koperen plaat met het volgende op
schrift
Hp brtt iïi6cn bar!) U)rb. iDcHüiij jar mas by
ötrprttrn: brsr stcbr 35 panntds rornrlissr ntt-
brr anbrrra amrnbr .gljtcanbrmpitrrrt Ir bont
mnhrn rn alljirr boni stdlc brsrn dus! uit rau-
sr n bat Ijt) jgijrsmdrn l)abbr md Bustr rrnc offi-
ritr trr rausr uau fji officir."
Uit de stedelijke registers blijkt, dat hij den
gezworen kolfdrager, die hem eene geregtelij-
ke aanzegging kwam doenhad mishandelden
dat hij deswege veroordeeld was gewordentot
tepronkstelling op een schavot, tot het doen
maken van eene ijzeren vertinde vuist en kope
ren tafel met opschrifthet doen plaatsen van
deze aan een der wegen van het schepenhuisen
tot bannissement voor zes jaren op verbeurte van
zijne vuist.
In de voormalige regtkamer van het stadhuis te
Vere hangen drie dergelijke metalen vuistjes, waar-