6
bronzen penning van Athenebij millin Mythol.
Gallerie, edit. toelken, Taf. XXXVII. 127; waar
neptunes met minerva strijdt om het regt naar wie
van hen beiden de stad den naam zal dragen
Het is niet zeker wat hij in de afgebroken regter-
en linkerhand gehouden heeft. Zijne bewegelijke
houding en de uitgestrekte x'igting die de regterarm
blijkens het daarvan overige bovenstukmoet gehad
hebben, geven geen' grond om te denken, dat zijn
oorspronkelijke toestand geweest is als die op PI.
V. 10. VII. 12. VIII. 16. IX. 17. c. X. 18. h.
Misschieu echter heeft hij in de regterhand den
drietand gehouden, nagenoeg op de wijze als hij
PI. X. 18 6. een' scepter houdt; in de linkerhand,
een zijner andere attributen, een' dolfijn of scheeps
roer. De mantel, die op den linkerschouder met
een' knoop bevestigd is, daalt over den linker
arm en achter langs den rug omnêer. Van achte
ren schijut hij minder zorgvuldig bewerkt te zijn
dan van vorenen hij leunt tegen een' boomtronk
of eene rots, in dier voege, dat hij, als in hoog
reliëf, uit denzelven schijut uit te springeneene
bewerking, die, zoo zij ook geene andere reden
had, reeds daardoor zou kunnen verklaard worden,
dat de kunstenaar wegens de zachte steensoort, en
dus ligte breekbaarheidraadzaam oordeelde aan
de beenen een' bijzonderen steun te geven. Des-
zelfs bewegelijke houding, leidt onwillekeurig tot
de gedachte, dat hij niet als een afzonderlijk en
Tergel. de voorstelling in den westgevel van het Parthenono. a.
te vinden PI. XXVII. 121. der Denkmaler der alten Kunst van c. o. mul
ler en c. oesteblev.