47
J)c beide zijslukken (h. en e.), bevatten elk, lus—
sclien twee pilasters als bij eene Godheid. Het
regter zijstuk (b.)hercules, naar mij toeschijnt,
in de regterhand den omlaag gestrekteu knods ge
houden hebbende; het linkerzijstuk, NEra'unus, naar
mij toeschijnt, in de linkerhand den drietand of
scepter gehouden hebbende.
Het achterstuk (d.) bevat eene gordijn na
genoeg als n. 15 d.; en op het dekstuk schijnen
twee druiventrossen en een pijnappel te liggen.
Aangaande den pijnappel heeft cannegieter eene
uitvoerige aanteekening gemaakt (bij onzen gedenk
steen n. 32PI. XVII)waarvan wij hier een kort
uittreksel laten volgenal hechten wij er tot op
heldering geen bijzonder gewigt aan: »de pijnappel
was bij de Ouden van nut in de artsenij en werd
gebruikt bij de godsdienstplegtigheden van pan (long.
Pastor, p 37), van ctbele, (arnob. p. 157, mar
tial. 13. vs. 25) en van bacchus (clem. alexandr.
Adv. Gent. p. 12). Plutarchus kent hem mede
toe aan neptunus SymposQuaest. 3.). Op Iijksta-
tiën komt hij voor (fabretti Inscr. p. 69), en des-
zelfs kern werd ook op bruiloften gebruikt (varro,
Fray m m,). De pijnboom was ook bij de oude
Marsen in aanzien (sdlp. sever usC. 12). Op
een' penning van augustus, in Rhaetie gevonden,
ziet men eene vrouw, gekroond met eene muur-
kroon, die in de linkerhand een' horen des over-
vloeds en in de regter een' pijnappel houdt; ver
moedelijk de pijnen-dragende Provincie."
Vroegere afbeeldingen zie bij vredius (en smalle-
gange) t. a. pl. n. 7, en danckerts, t. a. pi. PI. 3.