117
op dien dubbelen grond wel mag stellendat de
thans beschrevene gedenkteekenen te brengen zijn
tot het tijdperk van de tweede helft der Isle tot in
de tweede helft der IIId0 eeuw, het tijdperk van
den bloei der Romeinsche magt in deze landen.
Denkelijk is Domburg niet lang na den dood van
den uitmuntenden postümcjs verwoest, en behoorde
het tot die Nederrijnsche civitates, waarvan het ten
tijde van julianus heette dat zij lang vóór hem ver
woest warenen waarvan deze keizer er weder eenige
bevestigd beeft
Heb ik gemeend mij te moeten onthouden, van
eene poging tot etymologische verklaring van den
naamevenzeer als van eene beoordeeling dier ver
klaringen door vroegere onderzoekers gegeven, eene
andere zaak schijnt het, bij het einde dezer aan-
teekeningenhet gevoelen van dien vaderlandscheu
geleerde te vermelden, van wien boven reeds zoo me
nige opmerking medegedeeld isnamelijk van h. can-
negieter. De mededeeling daarvan zal te minder
verontschuldiging behoevenomdat hetzoo ver
mij bewust is, nog niet, althans niet als van hem
afkomstig, bekend gemaakt is. Wij vermelden het
intusschen slechts zeer kortgelijk het uitvoeriger
ontwikkeld in zijn bovengenoemd HS. aangetroffen
wordt.
Volgens cannegieter is de naam nehalennia uit
drie deelen zamengesteld. Ne oudd. vergeleken met
véognovus (hd. neuoudholl. en Geldersch net) be-
teekent nieuw; zie schilter, wachter e. a. hal
Ami. harceh. l. XYIH. 2.