71
gehuld in eenen wijden mantel met kraag, op
de borst vastgehecht. Met de handen, die thans
al mede ontbrekenliglte zij naar de vroegere
teekeningen dit opperkleed eenigzins op. De lin
kervoet rust op den voorsleven van een schip
waarop de letters D. N. Deae Nehalenniae). Aan
den reglerkant ziet men de overblijfselen van een'
honden achter dezen een scheepsroer. Op het
voetstuk staat eene inscriptie waarmede men ge
weldig heeft gehaspelddoch die door den heer
Janssen zeer eenvoudig is opgelost. Er staat:
u(arcus) assonius aelius. (Quaestor) b(eneficiarius)
Afbeeldingen er van vindt men bij Smallegakge
n°. 5, Gargon I. 134 n°. 4, Keysler A. S. p. 238,
Nederl. Mag. 1834 Dcc., en vooral Cannegieter.
h en c is het opschrift in natuurlijke grootte.
(9. a bc. Een bronzen beeldje in natuurlij
ke grootte, gevonden op den Hunerberg bij Nijme
gen. Men zie over hetzelve de beschrijving van den
Heer Janssen en een voorloopig berigt in den Konst
en Letterbode van bet jaar 1844, n°. 9, 1)!. 143
C. Votiefsleenen.
10. a, b, c. PI. V. De voorzijde van dezen, aan
drie zijden bewerkten, steen heeft cene nis of outaar-
tempel, waarin twee sterk geschonden, maar even
wel nog herkenbare, Godenbeelden gezien worden.
Het ter linkerzijde van den beschouwer geplaatste is
een Jupiter met den scepter in de linkerhand en den