250
gen niet geheel ongewoon was. Wij meenen nu
dit niet te moeten houden voor eene algemeene
gewoonte; maar het te moeten beperken lot de
aan de dienst der Goden gewijde familien of de
priesterkaste, die zich, naar de oudste instellingen,
op deze wijze onvermengd met ander bloed moest
voortplanten en ook alzoo den roem bewaren der
heiligheid, welke men aan hare herkomst van Her
cules zeiven toeschreef
IV. Heilige of Godsdienstige handelingen.
1). Offeranden en offermaaltijden waren hij alle
volken in zwang, en onderscheiden in bloedige
en onbloedige. Zij werden genomen uit het die
ren- en plantenrijk, en ontbraken ook in Zee
land niet. Men behoeft slechts de gedenkstee-
nen te bezien en zich te herinneren wat wij aan
gaande de vondsten in de vliedbergen gezegd heb
ben om hiervan overtuigd te worden. Dat de
maaltijden welke er mede gepaard gingen eigen
lijk drinkgelagen waren, welke, onder luidruchtig
gewoel en gezang ter eere der Goden nachten
door voortgezet werden, blijkt uit Eligius 3,
15 en 17. llet was in dit opzigt hier gelijk elders,
en noodeloos achten wij het om ten dezen in eenige
bijzonderheden te treden; vermits wij dan slechts
anderen zouden kunnen afschrijven. Ook over de
offerplegtigheden enz. behoeven wij niet meer me
de te deelen dan hetgeen op Zeeland bepaalde
lijk schijnt betrekking te hebben; en dit is waarlijk
Vg. de plaati uit Marcellincs aangehaald blz. 123 noot 2,