12
gen voor Yaderlandsehe Geschiedenis en Oudheden van den
lieer I. A. Nyhoff, (mede geacht Lid dezes Genootschaps)
cn ondervond daarop van verschillende zijden zoo vele blij
ken van belangstelling, dat hij in een later stuk zeer aanmer
kelijke bijdragen tot verrijking van het eerste heeft kunnen
mededeeleu (1).
Deze vermeerderde belangstelling doet mij de vrijheid ne
men om de hier voor mij liggende zeven stuks aan het Ge
nootschap ten geschenke aan te bieden. Vergunt mij tevens
M. li. om bij deze gelegenheid uwe aandacht te vestigen op
hetgeen ons Kabinet reeds van dien aard bezit.
Het Genootschap bezat reeds de, hier mede voor mij liggende,
zestien stuks, waaronder echter vier doubles: eigenlijk dus
twaalf.
Deze, door mij gemerkt No. 4, is in zeker opzigt de merk
waardigste van allen. Hij toch is het, die het eerst de op
merking van groote Oudheidkundigen op zicli gevestigd heeft.
Volgens overlevering is hij gevonden tusschen de grondslagen
van het Huis te Britten. Lang was ,hij in het bezit van
den Heer Haverkamp, De beroemde Oudheidkundige Canne-
gieter twijfelde geen oogenblik, of deze steen verbeeldde de
bij Tacitus vermelde Germaansche Waarzegster Vettecla (of
liever Veledagelijk zij gevangen genomen zijnde door de
Romeinsche Kriigsknegten werd weggevoerd. De Heer van
Loon deed denzelven in het Koper graveren, en dit is de fraaije
plaat, voorkomende in het eerste deel zijner Aloude Historie
(tegenover bl. 154). De Marquis de St. Simon versierde
ook met deze plaat de laatste bladzijde van zijn werk: Guer-
res des Bataves et des Bomains.
Wilt gij weten M. H. op welke wijze hij bij dit Genoot
schap ontvangen is? De Notulen der Algemeene Vergadering
van 7 Sept. 1773 behelzen daaromtrent het navolgende:
Eindelijk heeft de Heer Mr. Johan Steengracht op eene
1) Nyhoft?, Bijdragen IV. deel 1ste st. bl. 128 en 4de st. bl.
932293.