35
Hoüve, in zijn Charier Chronijk; Jlir. Jacob van GriJps-
kerke in zijn Graefschap van Zeeland M. S. en verscheidene
anderen, te veel om die allen op te zoeken en na te schrijven.
Men neme slechts een exempel van een goed aantal van
Edelen, die hunne geleerdheid in de geslacht- en wapenkunde
hebben betoond door den luister van 't geslacht van Bors
sele te vertoonen cn op te helderen, 't zij met geheele ge
slachtlijsten van al de Branches, of van sommige derzelve;
't zij door het nasporen, teekenen en schilderen der onder
scheidene wapens van dezelve; 't zij door verhalen te boeken,
rakende dezen geheelen stam of eenige bijzondere takken en
personen van denzelven; en 't zal blijken, dat eeue menigte van
allerlei pennen zich in dit stuk van geleerdheid afgesloofd
hebben. Ik ga willens voorbij de oude chronijkschrijvers, die
naar 't oordeel van Jhr. Jan van der Does, Heer van Noord-
wijk x) veel beuzelingen van dit geslacht zouden hebben ver
teld, vervoerd zijnde door deszelfs hoog aanzien, magt en
rijkdom (die reeds al in de 12e. eeuw zeer groot was en
op hoop van milde vergelding te zullen erlangen.
Ik behoef ook niet te melden van de gedrukte schrijvers
die elk kan lezen, als Reigersbergh, Godthoeven, van der
IIouve, Boxhorn, van den Eynde van Haamstede, van
Leeuwen, de la Rue en Smallegange maar zal alleen aan-
teekenen, welke edellieden hunne geleerdheid in de Heraldie,
met betrekking op 't geslacht van Borssele bewezen hebben.
Hier zou de eerste plaats toekomen aan de Zeeuwsche Ede
len Hendrik Philibert Pibter en IIieronymus van Tuijl
van Serooskerke, Jacob van Grijpskerke en J. van Borssele
van der IIooge; indien ik van hen niet afzonderlijk en van
elk stond te handelen. Behalve hen vind ik de volgende
Edelen, als die zich een' naam gemaakt hebben door de op-
gemelde geleerdheid
Annales Holl., lib. 5, pag. 229, 230.
2) Mattiiaei, Anal., lom. 2, pag. 744.