62
overeenstemt. Maar ik ben in mijne meening bedrogen, dat
onze edele schrijver zou zijn geweest die Jr. Jacob van
Grijpskerke Elorisz., M. D., overleden 1683, die door
Smallegange j) als laatste mansoir van dit oud adelijk ge
slacht schijnt geboekt te zijn.
Want ik lees in zekere aanteekening, dat onze schrijver al
omtrent den jare 1668 was overleden en derhalve de dade
lijke aanstelling van prins Willem III tot Eersten Edele niet
zou hebben beleefd. Hetwelk te waarschijnlijker is, omdat
onze edele schrijver was heer van Grijpskerke en Poppen-
damme, welke heerlijkheden reeds te voren zijn verkocht aan
den heer van ter Nisse, zoo als mij berigt wordt. Het
is vermoedelijk, dat onze edele schrijver zal geweest zijn
een van die twee jonkersgebroeders van dit edel geslacht,
van welke Smallegange zegt, dat hij dezelve in zijne jonge
lingschap gekend heeft, waarvan de oudste nog was heer van
Meliskerkede jongste een advokaat, zijn bijzondere vriend,
doch die beiden ongetrouwd zijn gestorven. Dit bevestigt
ook de edele schrijver in dit vermeerderd handschrift (waarin
de adelijke geslachten van Zeeland naar de orde van het
abc zijn geschikt) met deze woorden, bl. 284: „heden,"
zegt hij, „is nog in leven Jr. Jacob van Grijpskerke,
heere van Grijpskerke voor de helft en zijn broeder."
waarbij deze aanteekening gevoegd isDaer zijn al van outs
eenigen uit dit dorp Grijpskerke geboorendie den naem
aengenomen hebbenvan dewelken nog eeuige binnen Mid-
delburg woonen en in de Magistraet zijn."
Zijne adelijke geboorte gaf hem het regt om met de an
dere Zeeuwsehe Edelen de herstelling van het Lid der Ridder
schap en Edelen in Zeeland te helpen verzoeken en bevorderen.
Maar hij wordt onder dezelve niet gemeld, waarschijnlijk om
dat hij, van de Katholieke religie zijnde, wist, dat hij daar
door was uitgesloten van alle stadsregering en staatsbestuur,
Blatlz. 475.