197
werd mede na&uwkeurig onderzocht, maar daarvan werd geen
spoor aangetroffen. Bij het nu in te stellen quantitatief on
derzoek bepaalde men vooreerst de organische zelfstandigheden
loor namelijk de beenzelfstandigheid fijn te wrijven, in een
uchtbad te droogen en eene afgewogene hoeveelheid in eene
platinakroes wit te brandenwaarna die hoeveelheid werd ge
wogen. Bij het onderzoek nu op de anorganische zelfstandig-
reden meende men het eerst het phosphorzuur te moeten bepalen
fen wel voornamelijk, omdat dit daarin in de grootste hoeveel -
ïeid bleek voor te komen en de kennis van deszelfs hoeveelheid
lus zeker als het belangrijkste mogt worden beschouwd, vooral
kanneer later mogt blijken, dat de beschikbare kleine hoeveel-
ïeid was uitgeput. Daartoe is eene afgewogene hoeveelheid in
lalpeterzuur opgelostwaarbij eene uiterst geringe hoeveelheid
itof terugbleef, zoo gering dat de weging daarvan niet moge-
ijk was, hoogstwaarschijnlijk bestaande uit mechanisch bijge
mengde onzuiverheden Eene groote zwarigheid bij dit onder-
roek was de aanweziglreid van ijzeroxvd en aluinaarde, omdat
le bijvoeging van ammonia bij eene zoodanige zamenstelling
neestal het grootste gedeelte van die bases als phosphorzure zou-
;en doet nedervallenen dus de bepaling ondoenlijk maakt
laaroin meende men eerst den volgenden weg, als den meest
loelmatigente moeten inslaandie dan ook bij de opsporing
■n quantitatieve bepaling van het phosphorzuur in het beroemde
verk van Graham Otto, als zeer doelmatig wordt aanbevolen,
ïamelijk om al het voorhand ene phosphorzuur gezamenlijk aan
iet voorhandene ijzeroxyde en de aluinaarde te binden en dan in
lit nederslag het phosphorzuur te bepalen. Voor dat men even
wel tot deze zeer langwijlige en door hare verschillende bewer-
dngen zeer veel verlies opleverende wijze van bepalen overging,
leproefde men nogmaals de vloeistof op ijzer en aluinzouten
m bespeurde dat diehoewel aanwezigin zoo geringe hoeveel-
Bij het geheele onderzoek is gebruik gemaakt van eene uiterst gevoelige
lalans van Ortmng uit Berlijn.
Archief VI. 13