rentmeester van Zeeland bewesten Schelde over het jaar 1372,
levert daarvan het bewijs
PI. IIn°. 2. In keurigheid van bewerking staat het
verre boven het kleine schip, dat ter vergelijking hierbij ge
voegd van veel lateren datum isals genomen uit het
protocol der vierschaar te Yeere van 1556 tot 1560.
PI. II, n°. 3. Van gelijken, zoo niet van nog lioo-
geren ouderdom dan de hulk is de jagthoorn, die in zijn
oorspronkelijken vorm het eerst voorkomt op de zoo even
bedoelde rentmeestersrekening van 1372 en door Sotheby
in den Haag al op rekeningen van het jaar 1370 werd ge
zien. Nog voor dien tijd had Jansen in een Pransch ma
nuscript van het jaar 1336 de sporen van dergelijk figuur
ontdekt, dat echter vrij onduidelijk was en meer de gedaante
van een waldhoorn had 2).
PI. IIn°. 4. Kleinerdoch even net van vormvertoont
het zich in de rekening van den rentmeester van Zeeland
beoosten Schelde over 1389. Met dat jaar verdwijnt ook
dit merkdat meermalen werd aangetroffen in Italiaansche
handschriften van 1378, 1383 en 1385 en in Pransche
rekeningen van 1389, voor geruimen tijd uit onze archieven.
In de 15de eeuw was het in Gelderland niet onbekend 3).
PI. II, n°. 5. Yan jagthoorn in posthoorn veranderd, was
dit merk bestemd om ook voor het late nageslacht bewaard
te blijven. Na jaren lang in onbruik geweest te zijn, kwam
het met het einde der 16de eeuw wederom voor den dag,
1) De hulk is een zeer zeldzaam merk; wij vonden het slechts eenmaal
inde genoemde rekening, die doorloopend op papier met den jagthoorn, waar
bij ook een paar vellen met den nertekop en de weegschaalis geschreven.
Later vindt men in de eerste drukken te Keulen van Arnold Ther Hoer-
nen een sierlijk schip met vlag aan den mast, en in die van Jaques de
Rubeis te Venetië een zeilend schip, beiden afgeteekend bij Jansen op plaat
XVII, n°. 237 en pl. XTXn°. 280.
2) Het facsimilé daarvan staat op plaat XII, n°. 80.
3) Voor drukwerken werd het in de Nederlanden niet gebruikt; slechts
enkele malen te Rome en te Venetië.