131
Jk stelde mij verder voor dat de scheepvaart uit Ylissingen
zoodanig verlevendigde dat maandelijks vertrokken
30 koopvaardijschepen op ïndië;
'10 stoomschepen van groot charter;
60 loodskotters en andere kleine vaartuigen; en
60 mailbooten.
Berekend naar de zooeven genoemde cijfers der behoefte
zouden daarvoor noodig zijn per jaar 15000 M3 water.
Deze hoeveelheid van 15000 M8 schijnt mij voor de ge-
wenschte blijde toekomst van Ylissingen allezins voldoende
daar aan den Helder in 1873, dus in zijn bloeitijd, aan de
schepen met inbegrip van de oorlogsvaartuigen nog niet het
derde van bovenstaande hoeveelheid door de daar aanwezige
duinwaterleiding werd verstrekt.
Bij liet nagaan van de behoefte der locomotievenwaarin
de duinwaterleiding te Ylissingen zou moeten voorzientrof
ik de schijnbaar vreemde opgaaf aandat met het vermeer
deren van het aantal treinen de behoefte in sterker mate
toenamdan naar het aantal treinenhetgeen aan vermeer
derende rangeer- en reservedienst werd toegeschreven.
Toen ik de berekening maaktein 1874, vertrokken slechts
vier doorgaande treinen uit Ylissingen en twee lokale treinen
tot Middelburgdoch stelde ik het aantal treinen zekerheids
halve op tien, waarvoor noodig waren 110 M3 per dag of
ongeveer 40000 M3 in het jaar.
Ilc rekende niet te veel, want het aantal treinen, vertrek
kende uit Ylissingen, bedroeg in den afgeloopen zomer reeds
negen per dag.
Ofschoon iktengevolge van de u medegedeelde aanleiding
tot het onderzoekben begonnen met de behoefte na te
gaan der scheepvaart en der locomotieven, zijn het in de
eerste plaats de ingezetenenaan wier gebruik naar mijn inzien
de aanleg van een waterleiding moet worden dienstbaar
gemaakt.
Het is ten hoogste moeijelijk vooraf de hoeveelheid water