4
mochten weer grond bezitten en over dien grond naar welge
vallen beschikken. Karel de Groote stond hun toe op
onderscheidene plaatsen synagogen en scholen te bouwen en
veroorloofde hun zelfs te Keulen openbare betrekkingen te
bekleeden. De bisschop van Lyon meende zich bij dien vorst
te moeten beklagen, dat, om der wille van de Joden de
jaarmarkten van Zaterdag op een anderen dag verzet waren,
ja, dat men de bepaling van den dag aan hunne keuze overliet.
De keizer stoorde zich eenvoudig niet aan die klacht. t Was
hem zeker bekenddat toen de groothandel reeds uitsluitend in
handen der Israëlieten was, die ook den zeehandel dreven in
de Frankische havens. Bovendien 't aanzienlijke hoofdgeld,
dat de Joden moesten betalen, stijfde niet weinig de staatskas.
Dat er wel degelijk met hun godsdienst rekening werd gehouden^
blijkt wel daaruit, dat voor hen een formulier van zuiverings
eed was voorgeschreven, waarbij ze met een Hebreeuwschen of
Latijnschen Pentateuch, in de rechterhand omhoog geheven,
den eed moesten afleggen.
Dat de Israëlieten nog al diplomatiek zijn, is tegenwoordig
algemeen bekend, maar ook Karel de Groote had dit reeds
begrepen, want hij gebruikte zijn Joodsche onderdanen dikwijls
tot het voeren van onderhandelingen van staatkundigen aard.
Yeel omgang had hij met een Joodschen koopman, die dikwijls
naar Palestina reisde en hem allerlei kostbaarheden, maar ook
wel staatkundige berichten uit het Oosten overbracht. Bekend
is het gezantschap, dat Karel de Groote naar den Kalif
Haroun al Baschid zond, een gezantschap, aan welks hoofd
een Jood, Izaük genoemd, geplaatst was, en dat twee jaren
later met kostbare geschenken te Aken terugkeerde. Ook
Karel's zoon, Lodewijk de Vrome, begeerde, dat de Joden
gelijke bescherming met zijn overige onderdanen zouden genieten,
waarschijnlijk omdat ook Paus Gregorius zeer welwillend jegens
hen gezind was. Lodewijk breidde zelfs de vrijheden nog
uit, door zijn vader verleend. Er bestaat nog een decreet van
hem, waarin men leest, dat de keizer de Joden in zijn bijzon-