23
continueerenterwijl de Joodsche Kerkeraad liem zoolang zijn
gewoon loon en salaris moest betalen, wordende zoo gemelde
Kerkenraad als Kerkendienaar op het ernstigste gerecomman-
deert zich in 'X vervolg in behoorlijke rnst en vrede te houden
en wederzijds alle redenen van klagten en oneenigheden te ver
mijden op poene van Hun Edelachtbare uiterste indignatie; en
toen ook dat niet hielp, werd den 25 November goedgevonden
//om, waar het mogelijk, de rust en vrede in die gemeinte te
herstellen, de laast gedane verkiezing van Ouderlingen te ver
nietigen en by deze drie nieuwe Ouderlingen aen te stellen,
gelijk daartoe aengesteld werden by dezen de persoonen van
Jonas Nathan Cohen, Jacob Hendriks en JjEvi Davids,
dewelke in de kerk int vervolg wederom zullen zitten ter lin
kerhand van de kas van de Weth, zooals voorheenen ge
schied is".
Nu, meenden Burgemeesters, zou alles wel rustig blijven,
maar slechts eenige jaren later maakten sommige gemeenteleden
't weer zoo bont, dat in de zitting van 21 Oct. 1772 de heer
secretaris Boogaerdt te kennen gaf, hoe sedert eenigen tijd
eenigen van de Joodsche Datie hebben durven bestaan aan
den Rabbi en de Ouderlingenmaar voornamelijk aan
den Rabbi, Jozua Aaron Lipschützverregaande outrages en
beleedigingen aan te doen, in zooverre (d. w. z. zoo erg), dat
genoemde Rabbi, die aan Burgemeesters voorkwam een zeer
geschiktmoderaat man te zijnhad gedeclareert om bij
voortgang van dusdanige insolentiën zijn ambt te zullen moe
ten nederleggen.
Weer werd besloten een stadsbode naar de Synagoge te zenden
om daar een proclamatie en waarschuwinge van Burgemeesters
voor te lezen, maar anderhalf jaar later had de Rabbi 't niet
alleen te kwaad gekregen met verscheidene van de gemeenteleden
maar ook met de Ouderlingen. Zooeven heb ik U al gezegd
dat men in dien tijd in de Joodsche gemeente de zonderlinge
gewoonte had elk halfjaar er over te stemmen, of men den
Rabbi en den Beestensnijder en den Kerkdienaar voor 't volgend