60
dienders snellen toe. boeien de Korte en voeren hem zoo den
Burgt over naar 't gevangenhuis.
Hier wordt hij opgesloten in een kil vertrek, doch hij be
komt er een bijbel. Die valt open bij Jesaja 41. En de
Korte leest vers 8: //Gij Israël, Mijn knecht, gij
Jacob, dien Ik uitverkoren heb, za.de Abrahams,
Mijns liefhebbers... Gij zijt Mijn knecht, u heb
Ik uitverkoren en heb u niet verworpen. "Vrees
niet, want Ik ben met u, zijt niet verbaasd,
want Ik ben uw God, Ik sterk u, ook help Ik u,
ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner
gerechtigheid. Ziet, zij zullen allen beschaamd
en te schande worden, die tegen u ontstoken zijn
en die tegen u twisten, zullen vergaan"
Daar is een bijbellezen, waarbij 't den geioovige volkomen
zeker is, dat God-zelf spreekt in en tot zijn hart. Zoo was
"t thans den gekerkerde. Goddelijk licht stroomde in zijn ziel.
Hij zwom in tranen. Diep in zijn bewustzijn hoorde hij de
stem zijns Gods//Mijn knechtgij zit hier eenzaammaar
Ik, uw God, ben met u11. En ieder heilig woord en iedere
rijke belofte daalde nu in met kracht, zoodat zoo schrijft
hij in zijne memoriën //God mijarmen gevangenemet
wien men handelde, alsof ik de grootste deugniet ware, met
zooveel blijdschap vervulde, dat ik 't uitjuichen moest11. En
deze vrede bleef vele maanden.
Den volgenden dagtoen hij verhoord werdtrad hij schier
huppelend binnen met een gullen groet: //Dag, Edel Achtbare
Heer en". En zij zeiden allen//Dag Korte". //Hoe is 't met je11,
vroeg er een. //Heeren11, was 't antwoord, //Zoo'n dag als gistren
heb ik nog nooit beleefd. Mijn gevangenhuis lijkt me wel een
hemel". En daar begon de Korte uit den overvloed des harten
te verhalen van zijn zalige bevinding en van de vertroostingen
zijns Gods.
Hij besloot zijn verhaal met het voorstel om, eer ze met
't onderzoek begonneneerst samen te biddendat God de volle