XOVII
genooten, als omdat hij in 1733 een of twee genootschappen
oprichtte later tot één versmolten waarvan het ééne
dienen moest om aan eenige voorname heeren uit de regee
ring en burgerstand de natuurlijke wijsbegeerte uit te leggen
het andere om de anatomie van den mensch op eene bespie
gelende wijze aanschouwelijk te makenvoorloopers alzoo van
het thans bestaande Natuurkundig gezelschap en Zeeuwsch
Genootschap. x)
En dat de Middelburgers die eer niet onwaardig waren,
blijkt wel uit de woorden, die Stocke bij zijne afscheidsrede
in 1733 tot hen richtte: //Dat de lust tot naspeuring der
nutte wetenschappen bij de Middelburgers tans heviger brand
dan ooit, daarvan zijt Gijl. mijne bewijzen. Waar vind men
bij bijzondere persoonen zoo veele werktuigen tot betoogiug
der natuurgronden Komt er wel iets te voorschijn dat UI.
aandacht weerdig isof Gijl volgt het straks na Het zonne.
microscoophet tooverend electrike instrumentmaar naulijks
geboren, tracht Gijl. te verbeteren, ja zelfs tot volkomenheid
te brengen. Wat kosten, wat onvermoeiden arbeid wordt door
UI. niet aangewend? En dat roemwaardig is: Gijl. zijt er
niet spaarzaam of geheim mede, maar stelt het voor het oog
aan alle weetgierige navorschers der natureom dus de konsten
en wetenschappen aan te kweeken. Ja, ik durf mij verbeelden
dat, indien Gijl door de edelmoedigheid van Vorsten onder
steund wierd, zooals in vele naburige landschappen geschiedt,
dat men naulijks UI. wederga zou vinden. En verdenkt mij
niet dat ik UI. tracht te vleienzulks zij verre van mij
uwe openbare gebouwen, uw sterretoorn, uw voortreffelijk
observatorium, uwe groote en zeer naukeurige meetkon-
stige werktuigen, uw onverzadelijke onrustige Wachter des
Hemelsuwe openbare geschriftenuwe briefwisseling met
koninklijke Academiëngenootschappen en bijzondere Hoog
leeraren, strekken mij tot ontwijfelbare getuigen."
Uit Stocke's dissertatie zij hier nog als curiosum aangehaald
Archief 1910. g