71
vorm van een spade of graanschop. Door een spil, gehecht
aan een kamrad, kwam in het molenhuis ook dit rad in be
weging. Dit rad deed met zijn kammen vde rine" 1) rond
draaien nu niet meer in vertikalemaar in horizontale richting
De rine bracht door een tweede spil den bovensten molensteen
in omwenteling over den ondersteengelegen in de vcupe
kuip daer de steen in malet" 2). De kuip was gesteld
op een vasten bak, voorzien van voorsehuif, waarin het ge
malen graan 3) neerviel.
De breedte van den damwaarop deze watermolen stond
was destijds circa 14 meters 4)terwijl de molengrorid zelf
moet gezocht worden vlak onder den trottoirband van het huis
aan de Opril wijk A n°. 166, nu n°. 39.
Van dezen watermolen strekte zich de haven van Nieuw-
Vlissingen zuidwaarts naar de Schelde. Zij was in drie deelen
verdeeld: de achterhaven, de koopmanshaven en de voorhaven.
De achterhavennu Spuistraat.
Bij het graven van de haven had graaf Willem met de
gewone visschers rekening te houden. Hij moest, door het
afdammen van de oude haven tot het verkrijgen van het
beschreven molenwater, hen van ligplaats voor hun schuitjes
Dit woord komt bij Hamaker ook voor als „rijnte maken an die
spille". Met andere woorden de ren ot het rondsel (Hamaker Iblz. 138).
z) Hamaker I, blz. 146, 147 157 en 158.
3) In de Grafelijke rekening van 11 April 13665 Mei 1368, leest men:
„Item van derzelve watermolen te Vlissinghe van Sente-Pietersdaghe anno 67
soo was zi bevolen Pieter Doedins sone te doen verwaren en te malen, alse
men mochteovermids dat zi zoo quaet wasdat zi vermaect moeste wesen,
ende daer men mede raaeldeboven dat se stille steet die tijtdat men se tim
merde, daer of ontvanghen 10 se. gr. val(ent in torn(ois) 6 (lees 8
4) Men moet in aanmerking nemen, dat de Kaaskade vóór 'tjaar 1632
nog verder noordwaarts zich uitstrekte, en dat de grond, waarop in dat jaar
het zoogenaamde Molenblok" gebouwd isdoor aanplemping verkregen was
waarom dan ook de kade „de Dam" genoemd wordt. Voor dat jaar was de
dam zeer smalgelijk op het kaartje van Van Deventer te zien is. Zie Inv.
O. Archief Vlissingenblz. 35 n°. 236.