lxxiv
Na een langen strijd, welke de geheele 17E en 18° eeuw door
bij afwisseling gevoerd werd, kwam in 1797 eene regeling tot
stand, welke den apothekers het practiseeren en den doctoren
en chirurgijns het leveren verbood.
Van het jaar 1888 dagteekent zijne eerste studie over
de vluchtbergen en wel die in Walcheren. T)e Man onder
scheidde zich door grooten dorst naar de waarheid en volkomen
gemis aan autoriteitsgeloof, op welk gebied ook en nu had
hem het altijd gehinderd, dat aan die vluchtbergen zonder
voldoenden grond allerlei bestemmingen waren toegeschreven.
Dr. J. Ab Ut hecht Dresselhuis en na hem ook jhr. 0. A.
Rethaan Macaré had beweerd (in zijn werk De godsdienst
leer der aloude Zeelanders), dat de Zeeuwsche bergjes godsdien
stige monumenten waren uit den tijd der lichtvereeringwaarbij
zij dan natuurlijk dienst zonden gedaan hebben als offerplaatsen.
Dit blijkt volgens Ab Utrecht Dresselhuis o a. hieruit: "dat
de overblijfsels van het op het strand (te Domburg) in 1617 bloot-
gekomen tempelvloertje aan den noordkant gedekt was, en open
aan het zuiden, zoodat de middagzon een vrijen blik in het
allerheiligste kon werpenen des priesters oog als van zelfs
gericht was naar de plaats, waar men het verblijf der geza-
ligden plaatste. En eene gelijke richting hervinden wij bij de
vlietbergen. De keisteenen vloer in den Noordwellischen berg
helde af naaT het zuiden en de vuurplaats in den Wol-
faartsdijkschen was almede aan de noordzijde, terwijl ook op de
Eliwerve het Duivelshuis aan de noordzijde lag en de Elisberg
aan de zuidzijde Wel kleinigheden op zichzelve, doch die door
de treffende en ongezochte overeenstemming eene hooge waarde
erlangen." Dergelijke argumenten werden door De Man met zijne
gewone scherpzinuigheid ontleedgewogen en te licht bevonden.
Gargon, de schrijver van de Walchersche Arcadia, hield
deze bergjes voor grafsteden, tumuli. Het is verleidelijk
wat hij daarover schrijft: »een groot man komt te sterven;
men verbrandt zijn lijk, vergadert de ascli in eene urne; er is