73
inwoonders nogh al bevreest voor ons warenvlugtende met
hun vee boswaart in, 't gene ons groote (h)inder deed, om
verversinge te krygen. Haalden ons laesten ballast aan boort.
Snagts goed weer, somtijds harde regenvlagen.
23 November.
Sondagh smorgens goet weer, haalde water en branthout.
l)e timmerluyden callefate van buyten, en (wy) schiemande
't tuyg. J) Na de middagh en snagts frisse coelte uit den
Z.Z. Westen.
24 November.
Smaendagh morgen goet weer. De wind zuydelijkgingen
voor den dagh met de sckloep uyt vissen en de boot om
't laeste water; vongen veel vis, kregen een weynigh groente
aan boort en baalde savonts nogb een boot brandhout. De
houtcappers en de haalders waren seer deerlijk van het onge
dierte gestoken; ja, datter veel onbekwaam ware, om weder
na bet bos te senden, zijnde dit ongedierte een kleyn swart
vlieghtien, een weynigh grooter als "t gunt int vaderland.
Deselve zijn de brandigste die ik tot nogh toe in de wereld
gevonden heb Cregen savonts een koebeest met wat groente.
Snagts stil.
25 November.
Dingsdagh smorgens frisse coelte uyt den Noord; haalde
branthout en sonde de timmerluy na het bosch om een wang
tot de boegspriet en eenige leyseylsspieren te kappen. Cregen
na de middagh weder een os van de wal en 's avonts een
boot brandhout; frisse coelte uyt den Noordwesten die's nagts
continueerde.
26 November.
Woensdagh smorgens een zuydelijk lughtienhaalde water
en branthout benevens onse portie van den os, gelijk wy altijt
tot nogh toe gedaan hebben; want se wiert op den A rent
Herstelden het touwwerk.