138 met de vaartuygen aan strant waren geweestdat sy daar geen eenigh man met eenige wapenen hadden gesien. Zy braghten die in de schuytjens, nevens die op de biesen quamen swemmen, levendige en gebrade boenders, gekookte en backovens mededaar sy niets voor begeerde. Keken alle met groote verwonderinge de hoedanigheden en desselfs toetakelinge aan, niettemin soo waren zy alle groote dieven en hadden be geerte tot alle dingendie sy maar sagenwant versoheyde van haar namen afgesleten besemstelhoutenhandspaken branthouten en diergelijke bagagie meer en sprongen daarmede buyten boort en swommen daarmede naar lant, welke ik ge- loove, dat se meer deden om nieuwsgierigheyt dan uyt voor deel daarmede te beoogenmits alle dese saken niets ter werelt van waardy waren. Wy deden ze tegen den avont naar de wal swemmen en varendie schuytjens haddenwant hun geseldschap al moede zijnde. Onderwijl quam den commandeur op de reede. Ik voer nevens Rosendaal by hem aan boort, die ons seyde dat we den aanstaanden dagh resolutie soude nemen om 't eylant met magt van volk te bcsightigen. Snagts een saght lantwintjen. 9 April. Winden. z.z.w. Z.W.t.Z. z.w. Donderdagh heel moy weermet een moye coelte. Crenghde ons schip, om de vuyligheyt af te schrobben. Cregen by me- nighte van de landaartsoo swemmende als met schuytjens aan boort, brengende hoenders, jannes backovens mede, lieten maar aan weynigh toe om over te komen. Ik voer by den commandeur aan boortdaar we resolutie trocken om met een gedeelte van yders scheepsvolk na rato te landen, waarop we alles in ordre stelde tot de laudingh. Ik sette over yder drie man een officier, die onder mijn compagnie soude dienen, Jammen, aardvruchten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1911 | | pagina 188