142 lekker van 't selve was heel soet. De jannes en backovens en kleyne kokosnootenboomen sagen wy weynigh en anders geen geboomte nogh ander gewas, soodat de landaart sigh met dese gewassen ophoudtnevens 't kleyn getal (h)oendersdat sy hebben, want ander pluymgedierte of rundvee vonden wy daar niet. Se wisten de (h)oenders seer aardigh klaar te maken in cuylen, daar se kieselsteenen in hadden, die se met eenige ruyghtedaar se brant in staken gloeyende maakte en dan de (h)oendersnadat se in breed gras bewonden warenop den heete steenen leyde en dekte de kuyl dan met drooge ruyghte wederom toesoodat se die in seer korten tijd klaar hadden en van sommige van de onse gegeten wierdendie verklaarde, dat se wel smaakte en ook wel ter dege goed waren. Haar kleedinge bestont uyt een geel of wit kleetjen J), die se met eenige roode aarde van 't land wiste te vryven, zijnde geen wol, maar catoen; 't was nogh gras nogh hennip ofte vlas't was niet geweven of gedraytmaar 't scheen of het met warm water in malkanderen was gearbeyt. De samenvoe- ginge was altoos wonderlijk in onse oogen. Volgens mijn ge voelen soo moet de stoffe der kleetjens geweest zijn de wol of (h)arighhytdie men in 't hart van de jannes vint, die zy op de eene of andere manier weten te bereydengelijk wy by hare hooghtens van verre eenige witte stoffe of catoen of wolle hadden zien leggen om te bleeken. Wy vonden geen andere meubelenals callebassen daar zy water in hadden 't welk ik proefde en bevond het seer brak te zijn. Zy hadden geen (kennis) van yzer, staal of andere mineralen, nogh wa penen ook van genigh dinghdat wy haar vertoonde't sy van welk (ook)schaartjesnaaldencoralenspiegeltjens en meer andere zaken. Wist ook niet, wat een mes kon doen, voor aleer dat wy het haar wesen Zy sneden de bananes met een scherp swart steentjen rontom de tak en drayde die dan verder af. Soodat ik vast stel uyt alle dese mensen haar hoe- l) De kleetjens waren sonder ordre aan malkander geregen of genayt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1911 | | pagina 192