183
in 1687 op reis rond Kaap Hoorn naar W. I." Toevoeging-, welk eiland dit
kan geweest zijn, is nooit uitgemaakt.
Blz. 147 noot, staat„DANCKERTsche lees: „perkamenten". Staat: „Leepe",
lees: „Leupe".
Blz. 153 noot staatFregatvogels"lees: „Schaarvogel, rhynchop, pijl
staart, phaeton".
Blz. 156 noot, slaat: „het eiland Zonder Grond van Schouten en Le Maire
nl." Deze woorden moeten staan vóór „Oera of Takapoto" (blz. 157 noot). Vgl.
Begin ende Voortgang der Vereen. Geoctr. O. J. C. lie Deel Australische navi-
gatiën, ontdeckt door J. le Maire en W. Czn. Schouten uitg. 1646, waarin
o. a. tegenover blz. 81 een kaartje van die reis voorkomt. De lezing van dat
hoofdstuk is noodig om, in verband met het Dagverhaal, de drijfveeren tot Rog-
geveen's handelingen te begrijpen wat evenwel buiten het bestek van deze
Mededeeling valt.
Blz. 164 noot, lees: „Manihi, het op korten afstand ten W.Z.W. daarvan ge
legen eiland Ahii.
Blz. 167 noot, staat: „Rabiroa", lees: „Rahiroa".
Blz. 169 noot, Toevoeging: Makatea was eertijds een atol. Het smalle pad,
waarover sprake is op blz. 171, behoorde toen tot den geul, die toegang gaf tot
de eveneens droog geworden lagune. De „assagaaien" der inboorlingen waren
slechts lange stokken, waarop de stekel van een rog was bevestigd.
Blz. 173 noot staat: „Manpiti", lees: „Maupiti". Prof. Dr. Meinecke meent
m. i. ten onrechte, dat dit Toebai (Motoe Iti) geweest is. De drie opgenoemde
behooreu tot de Noordelijkste der Gezelschapseilanden, door Cook in 1769 zoo
genoemd, omdat zij dicht bijeen liggen.