XIX Betrekkingen tot wederzijdsche ruiling van uitgaven werden aangeknoopt met den Thüringisch-Saehsischen Ge- scliicktsverein te Halle a. S. en met de redactiën van het Ré pertoire d'art et d'archéologie (te Parijs) en van Insecta, Revue Illustrée d'Eutomologie (te Rennes). Aan het einde van mijn verslag gekomenmeen ik de tolk van deze vergadering te zijn, wanneer ik mijn groot leedwezen er over uitdruk, dat de heer Dr. H. Japikse zich wegens drukke ambtsbezigheden genoodzaakt ziet zijn ontslag te nemen als Voorzitter van ons Genootschap, hetwelk hij andermaal, evenals vroeger gedurende een vol lustrumthans een jaar lang met zachtemaar krachtige hand bestuurd heeft. Ons betaamt het echter dat besluit te eerbiedigenomdat Dr. Japikse verleden jaar aan de aanvaarding van het presidium uitdrukkelijk de voorwaarde verbonden heeftdat hij vrij zou zijnom na ver loop van één jaar den voorzittershamer weder neder te leggen en, naar hij toenmaals dacht, in handen van den Oud-Voor zitter, mr. R. Pruin, over te dragen. Wij zijn den heer Japikse oprechten dank schuldig voor hetgeen hij ten behoeve van het Genootschap op de hem eigen rustige en degelijke wijze verricht heeft en wij blijven de be langen onzer Vereeniging, nu hij weder ambteloos lid zal worden, in zijne welwillende aandacht aanbevelen. En wat zijn opvolger betreftscheen het aanvankelijk eenigszins be zwaarlijk daartoe den omnium consensu geschiktsten man te vinden, wij zijn daarin, zooals straks blijken zal, boven alle verwachting gelukkig geslaagd en met het oog op den persoon van zijn vermoedelijken opvolger zal de heer Japikse er wel geene geringschatting in zien, maar veeleer met mij instem men, wanneer ik met de woorden besluit van het Middelburg- sche spreekwoord Al is Jan Pietersz dood, daar leeft nog zijns gelijk'! Ik heb gezegd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1911 | | pagina 27