XV
F. E. Baron Mulert, Scheepsjournaal, gehouden op het
schip Tienhoven tijdens de ontdekkingsreis van Mr. Jacob
Roggeveen, 17211722.
Betrekkingen tot wederzijdsche ruiling van uitgaven
werden aangeknoopt met de Maatschappij van geschied- en
oudheidkunde te Gent.
Op de plaatsvanwaar ik dit verslag uitbrengword ik
heden avond door nieuw kunstlicht bestraaldmen had ons
namelijk in een courantenberichtje beschuldigddat wij zoo
achterlijk en ouderwetsch wareno. m. omdat ons spreekge
stoelte slechts met eene spaarzame kaars verlicht werd. Daar
om heeft de thesaurier in zijn zak getast en een gaslichtje
boven den katheder doen aanbrengenopdat voortaan meer
licht van den spreker zou uitstralen totdat straks het elec-
trisch licht zijn intrêe doet en wij weder eene mode ten achter
zullen zijn.
Over het verkieselijke van ouderwetsch of nieuwerwetsch kan
men verschillend oordeelen en lang redeneeren, zonder een stap
verder te komenmaar ik wil hier toch herinnerendat zekere
ouderwetsche, thans in het vergeetboek gerakende gebruiken aan
het Genootschap zeer ten goede plachten te komen. Zoo was het
vroeger de gewoontedat ieder die maar eenigszins in de termen
viel, als directeur tot het Genootschap toetrad, doch dezer dagen
deelde onze thesaurier mij mede, dat het aantal directeuren onrust
barend slinkt; de oude getrouwen blijven wel, maar nieuwe direc
teuren melden zich minder aan dan vroeger. Toch zijn zij
als belangstellenden buiten het eigenlijke gilde der gestudeerden
en vaklui, zoo heel welkom en is hunne contributie van zes
Zeeuwsehe rijksdaalders die, zooals bekend is, een dubbeltje
meer golden dan de Hollandsche zoo onmisbaar voor de
stijving der kas. Want met een weidsch uithangbord leiden
wij wel eenigszins het leven van den armen edelman. Als het
ware dagelijks komen curiosa voor men denke in de eerste
plaats aan de Zelandia lllustrata welke men zou willen